Dit artikel verscheen eerder in het juli-nummer van het nautische tijdschrift Ruimschoots. Het standpunt van Op Stoapel zelf over de kraan kan je hier vinden.
Auteur: Sofie Van de Wiele
Historiek
In 1829 richtte Bernard Boel in Temse een scheepstimmerwerf op, één van de vele in de streek. De werf ontwikkelde zich tot de Tweede Wereldoorlog gelijkaardig aan andere scheepswerven. Rond 1900 werd overgeschakeld op ijzerbouw en er werden voornamelijk spitsen en andere binnenschepen gebouwd in functie van de riviervaart. Vanaf het midden van de twintigste eeuw verschoof de focus naar zeeschepen en groeide de werf snel uit tot de belangrijkste werkgever in de regio. Vele aspecten, typisch voor industrialisatie zoals ruimtegebruik, de link van de onderneming met de woonkern, de inmenging in de plaatselijke politiek tot het oprichten van een eigen beroepsschool, zijn in de geschiedenis van de werf in die periode aanwezig. Boelwerf is hierdoor zowel een laat voorbeeld van de economische en maatschappelijke impact van de industrialisatie als van de economische bloei die Vlaanderen vanaf de jaren 1950 kenmerkte.
De focus op zeeschepen zorgde voor een schaalvergroting qua gebouwen, infrastructuur en materieel. Op de werf werden kleinere loodsen vervangen door mastodonten zoals de 200-ton loods en wordt er naast de bestaande langs- en dwarshellingen een dubbel droogdok van 560 m lang in gebruik genomen. Parallel met de toenemende omvang van de schepen werden ook de kranen groter. De werf was klant bij de firma Hensen en bestelde er onder andere twee grote kranen. Vanwege hun ondersteunende rol in het productieproces werden deze kranen geplaatst aan de langs- en dwarshellingen, ze waren verrijdbaar om ze mobiel te gebruiken wat nodig is tijdens de bouw van een schip op een helling. In 1982 werd de werf gedwongen het failliete Cockerill Yards uit Hoboken over te nemen. In 1986 werd de Hensenkraan, die tot vandaag in Temse staat, met de Antwerpse hijsbok Brabo van Hoboken naar Temse gebracht en op de werf geplaatst. De kraan werd stationair op een vaste betonnen voet geplaatst omdat ze enkel ondersteuning moest bieden bij de afbouw van een schip waarbij het schip reeds in het water ligt. In 1992 ging de werf een eerste maal in faling, gevolgd door een tweede faillissement in 1994.
Na de sluiting van de werf werd de kraan geschonken aan de gemeente Temse. In 2004 werd ze erkend als beschermd monument en in 2009 werd ze opgenomen in de vernieuwde Inventaris Bouwkundig Erfgoed van de Vlaamse Overheid. Vandaag de dag is de kraan één van de enige herkenbare relicten die van de Boelwerf bewaard zijn gebleven.
Vanuit maritiem erfgoed is de kraan waardevol en dient ze te behouden worden om drie redenen:
1. Als historisch relict
De Hensenkraan werd gebouwd in 1957 door de firma Machinefabriek Hensen uit Rotterdam, in 1964 gefusioneerd met de firma Stork tot Stork-Hensen. Hensen was een gerespecteerde firma die wereldwijd kranen leverde voor gebruik in havens en op scheepswerven, onder andere in Nederland, België, Brazilië en Indië. Vermeldingswaardige kranen die door de firma Hensen geleverd werden, zijn te vinden in de haven van Antwerpen, Scheepswerf Damen in Vlissingen (n.v.d.r. Op Stoapel bracht in 2015 ook een bezoek aan Vlissingen), alsook op de voormalige scheepswerf NSDM in Amsterdam. Deze laatste is net als de kraan van Temse beschermd als monument en werd in de periode 2013-2014 gerestaureerd. Het is onze overtuiging dat de Hensenkraan, vanwege de ouderdom, de representativiteit voor kranen uit die tijd en tegelijk uniek vanwege de aanpassing aan haar stationair gebruik op een scheepswerf, voldoende waardevol is om als monument beschermd te zijn en te blijven. Agentschap Onroerend Erfgoed beschermde in het verleden reeds andere gelijkaardige kranen:
- Elektrische kraan 347 IA in Antwerpen (bouwjaar 1954)
- Elektrische kraan 371 JA in Antwerpen (bouwjaar 1958)
- Elektrische kraan 343 HA in Antwerpen (1953)
Ook in Gent (Dok Noord) en Brussel worden dergelijke kranen omwille van hun intrinsieke en landschappelijke erfgoedwaarde gewaardeerd. Het voorkomen van de kraan buiten een grote stedelijke context doet op geen enkele manier af aan deze waarden. Daarbij duidt ze eens te meer op de aanwezigheid en industriële impact van scheepswerven buiten grote steden.
2. Als landschappelijk relict
Dit brengt ons bij het tweede argument voor behoud van de kraan als erfgoed: de kranen van Boelwerf vormden decennialang een iconisch landmark voor het verkeer dat over de Scheldebrug bij Temse reed. Daar waar de schepen die langsheen de oever in afwerking lagen steeds wisselden, zorgen de kranen voor standvastigheid in de skyline van Temse. Voor velen is dit beeld van Temse dan ook onlosmakelijk met de kranen verbonden en dit iconische zicht werd menigmaal vastgelegd door fotografen en schilders. Om de continuïteit van het zicht op het landschap verder te zetten, viel de keuze logischerwijs op een kraan om als memento aan Boelwerf te dienen. De kraan is het laatste zichtbare authentieke relict dat aan Boelwerf herinnert en doet dat door zijn hoogte en rijzigheid op onnavolgbare wijze. De twee andere relicten die van de Boelwerf bewaard bleven zijn: het hoofdkantoor en het droogdok. Zij zijn echter niet meer geheel authentiek en als dusdanig onherkenbaar. Het hoofdkantoor werd gestript voordat het werd omgevormd tot het nieuwe gemeentehuis. Het droogdok is privé terrein geworden waarna kantoren over het dok zijn gebouwd die een geheel eigen landmark vormen, los van de Boelwerf. Het verwijderen van de kraan uit het landschap van Temse zou een definitieve breuk met het verleden van Temse en het erfgoed van Boelwerf betekenen.
3. Als symbolisch en bovenlokaal relict van de scheepsbouw
De kraan is op diverse vlakken van bovenlokaal belang, te beginnen met zijn oorsprong: de firma Hensen, die wereldwijd materiaal leverde voor scheepswerven. Het historische belang van Boelwerf voor Vlaanderen werd hierboven al geschetst: een scheepswerf die zowel exemplarisch is voor de vele andere scheepswerven in Vlaanderen alsook redelijk uniek vanwege de focus op constructie van zeeschepen. De enige andere werf die zeeschepen in een vergelijkbaar ritme bouwde, was Cockerill Yards. De kraan vertegenwoordigt door haar geschiedenis beide werven maar illustreert en documenteert daarnaast ook een fase in het bestaan van beide werven, namelijk de periode 1982-1994, toen beide locaties als één grote werf functioneerden. Ze doet vanuit die optiek niet alleen dienst als een getuige van de (gedwongen) schaalvergroting en de toenemende concurrentie vanaf de jaren 1980, die tot verdere rationalisering noopte, maar ook van de uiteindelijke teloorgang van de scheepsbouw in Vlaanderen. Als één van de meest zichtbare relicten van scheepswerfactiviteiten aan de Schelde, want hellingen en droogdokken vallen nauwelijks op in het landschap en vele loodsen en werkhuizen werden weggesaneerd om plaats te maken voor woon- of kmo-zones, is de kraan ook de meest zichtbare getuige van een nijverheid die niet alleen in Temse werd beoefend, maar evenzeer in Antwerpen, Kruibeke, Baasrode (Dendermonde), Boom, Gent,…
Toekomstige rol van de kraan
Toerisme wordt binnen de brede regio van het Scheldeland steeds meer gezien als een motor voor verdere economische ontwikkeling. De verschillende toeristische actoren binnen dit gebied zijn daarom op zoek naar verhaallijnen en invulling van de streekidentiteit. In het strategische beleidsplan van Toerisme Scheldeland voor de huidige beleidsperiode wordt scheepsbouw als een belangrijk identiteitskenmerk aangezien. Dit sluit onmiddellijk aan bij het PDPO-project scheepswerven in beeld dat de overgebleven materiële restanten van de scheepsbouwnijverheid als toeristisch product wil vermarkten door middel van wandel-, fiets- en vaarroutes. Binnen dat project neemt de Hensenkraan aan de dijk te Temse een centrale rol als landmark binnen het hele traject en als symbool voor wat ooit de trots van de Vlaamse scheepsbouwindustrie was. Het verdwijnen van de kraan brengt de leesbaarheid en daarmee ook de haalbaarheid van het project in gevaar.
Auteur: Sofie Van de Wiele