Hoe de computer ook de Boelwerf in zijn greep kreeg.

interview met Arlette De Clercq

 

Velen onder ons zullen mevrouw Arlette De Clercq wellicht niet kennen als werknemer op de Boelwerf. Nochtans was Arlette, zo wil ze genoemd worden,  jarenlang de motor van de computerdienst die ervoor zorgde dat we, onder andere, regelmatig en op tijd ons pree op onze bankrekening zagen verschijnen.
Na haar studies aan het St-Amelberga Instituut kwam ze als 16-jarige op de werf terecht. Grootvader Amedee, schilder, en vader Arthur, lasser, hadden haar de weg gewezen. Nonkel Julien werkte als monteerder op de werf terwijl een halfbroer van haar moeder, Jozef De Ryck (Jef Pan), er lasser was.

De afdeling mechanografie*1 ressorteerde onder de dienst van Miel Ketels, waar ook de loondienst en materiaaldienst onderdak hadden. Hier begon Arlette haar Boelwerf carrière, als ‘perforatrice’. Het was haar taak om gegevens in te brengen op ponskaarten. 

 Al gauw stapte ze over van de ponsdienst naar de ‘zwaardere’ machines met name de calculator, de tabulatrice  en de sorteer inrichting. Hiervoor diende ze de nodige cursussen te volgen.
Haar mentors en begeleiders in deze job waren Roger Weyn en Aloïs Van Drom. Aloïs was via verschillende tussenstations op de afdeling terecht gekomen. In 1942 begon hij bij de nagelheetmakers.  Als loopjongen en later monteerder leerde hij de werf kennen om vervolgens naar het centraal magazijn te verkassen. In de jaren vijftig muteerde hij dan naar de mechanografie. 

Aloïs Van Drom ( Archief Arlette De Clercq )

Roger begon direct op deze afdeling in 1940 en ging er ook op 60-jarige leeftijd met brugpensioen.
Het was voor Arlette een bijzondere leerschool en niet alleen  wat het werk betrof. Ze omschrijft het eerder als een snelcursus levenswijsheid. Maar wel steeds met veel wederzijds respect.

Arlette haar eerste stappen op den Boel verliepen eigenlijk juist aan het begin van zowel het werfterrein, als het begin van de werf geschiedenis. Het gebouw van Orly, gebouwd langs de kil,  staat er nog en herbergde toentertijd enkele diensten. Onder het dak was een soort van feestzaaltje waar de werknemers van het bureel hun boterhammen konden verorberen. Arlette ging, zoals zovelen die kort bij woonden, naar huis voor het middagmaal. 

In 1969 verhuisde de computerdienst naar de nieuwe burelen, waar AC De Zaat is gevestigd. De dienst werd ondergebracht op het gelijkvloers. De toenmalige computers werkten zonder geheugen maar wel met voorgeprogrammeerde pakketten. De elektrische koppelingen op de zware tableaus  werden vervangen door gecodeerde ponskaarten.

Als operators bleven Roger en Arlette in de operationele computerzaal werken. Een jonge kracht, André De Vrome, trad in dienst als programmeur en samen met Aloïs schreven ze de nieuwe programma’s voor de nog altijd geheugenloze computers. 
Dit bracht nieuwe werkgelegenheid in de dienst. Ook bij de ponsers vergrootte het werkvolume en kwamen er nieuwe gezichten bij.
Nu ging het er niet alleen meer om louter administratieve gegevens op ponskaarten over te brengen maar werden ook de nieuwe uitgeschreven programma’s op kaarten geponst.

Dit systeem heeft het een vijftal jaren volgehouden. Door de komst van Dominique Van Damme volgde er een hele omwenteling op de computer afdeling.
Er werden een aantal burgerlijke ingenieurs, analisten en programmeurs aangeworven die de oude systemen moesten overbrengen in PL1-computertaal. In het begin was het chaos, dubbel lopen met een nieuw en oud systeem was niet gemakkelijk.

De nieuwe computers ontwikkelden zoveel warmte dat airco noodzakelijk was. Bovenop de nieuwe burelen werd bijgebouwd om plaats te maken voor de afdeling en waar de mastodonten van computers voldoende koeling kregen.

In 1975 nam de afdeling zijn intrek op het vijfde, met een aparte machinezaal. De andere zaal op het vijfde werd ingenomen door de analisten en programmeurs, zelfs voor een aparte ponszaal was er plaats.
Na een paar jaar werd de hele afdeling alweer met meerdere snellere machines uitgebreid. Met als resultaat dat de ponsmachines werden vervangen door diskettemachines en de ponskaarten werden vervangen door floppy’s.
Als gevolg van die snellere machines werden meerdere afdelingen geautomatiseerd, en werden de ‘perforatrices’ stilaan naar andere afdelingen verplaatst. Gegevens werden nu rechtstreeks online ingebracht, alweer een grote evolutie.

Het trio Arlette, Aloïs en Roger bleef op de machinezaal en werd met een jonge snaak aangevuld, Roland Catthoor. Door het rechtstreeks invoeren van verschillende gegevens moest de “job” binnen 24 uur gebeuren. Daarom werden er shiften van 8 uur ingevoerd. Niet dat het werk makkelijker werd. Invoeren van gegevens moet precies zijn en vergt heel wat concentratie. Tijdsdruk is een bijkomende stressfactor. 
En niet wat je verwacht op een bureel, de computerdienst is bijzonder lawaaierig. De machines geven veel warmte af en hebben dus nood aan koeling. Al die motoren veroorzaken een constant gebrom.  Bijkomend werd er van de afdeling computer verwacht dat ze de machines draaiende hielden. Hun uren waren niet aan een normaal werkschema gebonden. Een stroompanne of een machinepanne was al genoeg om een paar uren later naar huis te gaan. De eerste drie dagen van de week waren de moeilijkste, het invoeren van de gepresteerde uren moest absoluut achter de rug zijn. Ook op zaterdag was men aan de slag, vooral om de bevoorradingsdienst bij te werken. De extra drukke periodes kwamen op het einde van de maand, kwartaal of jaar. Het werk moest af zijn, wat resulteerde in soms extra lange werkdagen en nachten.

Roland, Arlette, Aloïs en Roger ( Foto: informatieblad “De Zaat”

Het werk voor de operateurs werd aangeleverd vanuit verschillende diensten. De vaste onderwerpen, de dagelijks terugkerende zoals boekhouding, zijn vrij eenvoudig en makkelijk te plannen. De personeelsdienst en bevoorrading zijn minder makkelijk te verwerken wegens vele variabelen. Maar het waren vooral de programmeurs die weleens de planning overhoop gooiden. Bij het uitschrijven van nieuwe programma’s liep het proefdraaien wel eens verkeerd. De fout werd dan nogal vlug door de gebruikers bij de operateurs gelegd, want zij waren het best bereikbaar. Dit werd toen als zwaarste nadeel van het werk ervaren. 
Zij waren de laatsten in de keten en moesten zorgen dat alles op een goede manier bij de diensten terecht kwam, maar vooral op tijd. Na een storing de systemen terug  aan de praat krijgen was dan prioritair.

“En als ge dan wat zagemannen aan de telefoon krijgt is dat niet altijd gemakkelijk. De enige remedie was dan met een kwinkslag iedereen weer aan het lachen te krijgen”.

Zo was het heel normaal dat bij pannes de IBM-techniekers nogal aan de late kant verschenen. Arlette bleef dan omdat de veiligheid van deze mensen moest gewaarborgd blijven. Meestal kon er pas laat in de nacht weer opgestart worden. Dit was schering en inslag.

“Mensen worden ziek maar machines hebben ook hun kuren”.

Arlette vertelt: 
“Als er zich op maandag een panne voordeed  was dat regelrecht een ramp. De tijdsdruk om op tijd met de lonen klaar te zijn was enorm. Elk uur dat die pannes langer duurden waren uren die naar de nacht opschoven. Zo is het eens gebeurd, op een zeer koude winternacht, dat er pas na middernacht kon opgestart worden. Tegen 4 uur ’s morgens was alles klaar. Er lag een pak sneeuw en ijs op de baan, met de fiets was er daar geen beginnen aan.  Mijn man, Reimond, werkte in ploegen in Antwerpen en was dus weg met de auto. Het risico om op een spiegelglad wegdek naar huis te rijden was geen optie, dus was de zitbank in de hal mijn rustplaats. Maar de verwarming stond af  en daarom besloot ik om  tussen de brommende computerkasten op de vloer de nacht door te brengen. Wat uiteindelijk ook niet lukte door al dat lawaai.”
Bij het ochtendgloren liet ze een nota achter met de melding:

“Ongelooflijk maar waar,
Zelfs de koffie is klaar”

en ging bij schemering te voet naar huis. Twee uur later was ze weer op post!

Een andere story is ook de moeite van beschrijven waard.

De computers werden gehuurd van IBM en omdat, zoals al aangehaald, de dure machines zoveel mogelijk moesten draaien, werden op bepaalde nachten computer uren verhuurd. 
Een firma Van Damme uit Eeklo maakte gretig gebruik van deze dienst en bracht elke week donderdag zijn gegevens op ponskaarten  naar Temse. Bij het overgaan van ponskaarten naar diskettes was men echter vergeten de firma in Eeklo op de hoogte te brengen.  En dus stond de man op donderdag daar met zijn bakken kaarten.
En zoals het steeds ging bij problemen, Arlette werd gebeld. Wegens het late uur was het echtelijke bed al opgezocht. 

Echtgenoot komt, ten langen leste, uit de bedstee en daalt de trap af naar de telefoon in de hal.
– Allo, spreek ik met De Clercq 
– Nee, ge zijt bij Verheyden 
– Hoorn neer

2  minuutjes later alweer die telefoon bel 
– Allo, met De Clercq
– Nee, ge zijt bij Verheyden
– Hoorn neer

2 minuutjes later  opnieuw de telefoon ….
Arlette kon zich niet meer houden en ging zelf naar beneden
– Allo met De Clercq
– Ja mevrouw we zijn de mensen van Eeklo. We kunnen niet werken want de kaartlezer is ontkoppeld!
– Zucht
– Sorry hoor we zijn veranderd van systeem en werken nu met diskettes. Ik kan u deze keer echt niet helpen.

Sukkel moest met zijn bakken weer naar Eeklo. Men heeft de firma daarna nooit meer gehoord!

Na het eerste faillissement was er een mogelijke overnemer, Begeman. 
Bossyns en Co wilden absoluut met een servicebureau werken en dat noemde CEGEKA, een onderdeel van Begeman. Hun  diensten zaten in Hasselt en dus kwamen die heren elke dag na twee uur auto rijden bij boelwerf binnen. Arlette was nog alleen overgebleven en moest deze mensen op weg helpen. De computerprogramma’s waren allemaal eigen “Boel”werk en dat was voor die mensen niet simpel.

Arlette heeft samen met dit servicebureau de opstart nog gedaan. Nochtans waren de problemen op de dienst niet gering en vertrouwen was er al evenmin. Ook het feit dat die mensen niets afwisten van het reilen en zeilen van een scheepswerf maakte alles nog ingewikkelder. 

Op een dag liet ze haar boek “150 jaar Boelwerf “ aan deze mensen eens inkijken. Eén persoon wilde het graag meenemen naar huis, en dat was voor haar ok. Maar het is nooit meer teruggekomen. *2
Dat was het ergste wat haar die periode is bijgebleven. Collegiaal was het een ramp er was geen samenhang tussen en met deze mensen. Ze werkte toen dubbele shiften om alles rond te krijgen en dat alles zonder vooruitzicht dat haar dienst ooit nog zou samenkomen.

Op vijftigjarige leeftijd moest ze met brugpensioen. In 1994  plaatste ze een punt achter haar loopbaan na een carrière van 34 jaar. Arlette schopte het van bediende tot PC operator met een ongeziene ervaring. Vele problemen heeft ze zelfstandig kunnen oplossen wat haar ongelooflijk veel vertrouwen en voldoening gaf.

Foto genomen bij de op rust stelling van Roger Weyn
Links Roger Pauwels ( voorlaatste EDP manager ), rechts Aloïs Van Drom. ( Foto: informatieblad “De Zaat” )

Haar lange loopbaan werd ook gekenmerkt door een groot aantal bazen. Een achttal kan ze zich zo voor de geest halen. Een persoon wil ze graag toch even vernoemen. Roger Pauwels heeft enorm veel bijgedragen aan de dienst en had oog voor het werk van zijn personeel. Hij was de enige die er bij de directie kon voor zorgen dat zijn mensen de juiste verloning kregen, jammer genoeg was hij de laatste in de rij die dit kon waarmaken.

Als laatste nog dit: 

30 jaar lang heeft Arlette op 21 juli voor haar afdeling Paling in ’t groen geserveerd bij haar thuis.
Om maar te zeggen, ze voelde zich goed op de dienst en hield er de goede sfeer in.
Als blijk van dank hebben haar “Boelers” besloten om voor haar 80ste verjaardag zelf iets te organiseren zodat ze nu niet achter het kookvuur moet staan. Wat nogmaals bewijst dat goede collega’s vrienden zijn voor het leven.

 

Genoteerd door Hugo Van Britsom en Eddy Hauman
Met dank aan Arlette De Clercq en Reimond Verheyden

Interview 6 maart 2024

Met dank aan Marc Hauman voor het nalezen.


* 1 Mechanografie:  Machinale of automatische verwerking van informatie. Gegevens worden in ponskaarten vastgelegd en door middel van speciale machines verwerkt ten behoeve van de administratie of de statistiek. De afdeling bij een bedrijf of overheidsdienst waar deze kaarten en machines worden gebruikt noemt men ook Mechanografie.

Al omstreeks 1725 wordt in weverijen, ter besturing van mechanische processen, gebruik gemaakt van een papieren strook, waarin volgens een bepaald systeem ponsingen zijn aangebracht. Door een aftastmechanisme worden de ponsingen omgezet in impulsen, welke dienen ter besturing van een aantal machine-organen. In 1890 past Dr Herman Hollerith dit principe toe voor administratieve doeleinden bij het verwerken van gegevens van een volkstelling in de Verenigde Staten van Noord Amerika. De door hem geconstrueerde machine kan kaarten, waarin (volgens een eenvoudige, numerieke code) gegevens zijn geponst, naar een aantal gezichtspunten sorteren en tellen.

Ponskaartenmachine ( link webpagina )

De hulpmiddelen, waarmee deze bewerkingen worden uitgevoerd, zijn sedert de dagen van Dr Hollerith geperfectioneerd en hun bruikbaarheid is aanzienlijk vergroot door de mogelijkheid geponste en getelde gegevens leesbaar te maken. Zo is een harmonisch geheel van hulpmiddelen ontstaan: het ponskaartensysteem. De ponskaart neemt in dit systeem een centrale plaats in.

Gaatjes in een ponskaart vertegenwoordigen een gegeven. Naar soort en waarde wordt een gegeven bepaald door de plaats waarop het in de kaart is geponst. Ponskaartenmachines verwerken gegevens die op de leesplaats van de machine vanuit ponsingen zijn omgezet in elektrische impulsen.

Van groot belang voor verwerking van gegevens is een juiste “waardering” door de machine van een ponsing. Om dit te bereiken is de ponskaartenmachine zo geconstrueerd, dat de in te lezen kaart altijd op een vast moment in de cyclus van de machine onder de leesborstels aankomt en er met een constante snelheid onderdoor gevoerd wordt. Door deze synchronisatie bereikt niet slechts de kaart, maar ook iedere mogelijke ponsing in een bepaalde kolom de leesplaats op een zeer bepaald moment in de cyclus van de machine. De “waarde” van een eventuele ponsing wordt door de machine herkend aan het moment in haar cyclus, waarop de elektrische impuls ter beschikking komt. De grootte van een ponskaart is 7 1/2 bij 3 1/4 inch.

 

 *2 Haar zoon heeft het boek 150 jaar Boelwerf gevonden op een tweedehands site en aan haar bezorgd. Het toont nog maar eens dat Boelwerf zelf is verdwenen uit de gemeente maar niet uit de harten van zijn inwoners.

 



Copyright Op Stoapel VZW   |   site by WebXclusive®, digital marketing agency

Facebook Iconfacebook like button