Een leven in teken van de gemeenschap

interview met Eddie Groenwals

 

Eddie kwam naar de werf op de leeftijd van 14 jaar. De datum van zijn eerste werkdag op de werf staat in zijn geheugen gegrift: 8 augustus 1956. Precies op die dag viel er een dodelijk slachtoffer te betreuren op de werf. Bij het testen van een van de reddingssloepen sloeg een werknemer over boord en verdronk. Maar ook in een andere nationale sector viel een calamiteit te betreuren, de mijnramp van Marcinelle. (De mijnramp in Marcinelle is de grootste mijnramp uit de Belgische geschiedenis en een van de grootste uit de Europese mijnbouwgeschiedenis. Op 8 augustus 1956 kwamen bij een brand in Bois du Cazier 262 mensen van twaalf verschillende nationaliteiten om het leven, onder wie 136 Italianen en 95 Belgen.)

Een ander opmerkelijk feit op zijn eerste werkdag was zijn werfnummer: 232. Eddie was via de Chiro bevriend met Gerrit De Rechter. Gerrit’s vader, Petrus, was portier van de werf en keek raar op als Eddie langskwam in de portiersloge. Ha, sprak Petrus, dat is Albert De Ryck zijne nummer. (Albert De Ryck, vader van Luc, allebei burgemeester geweest van Temse.) Ook Omer Foubert, tekenaar en lesgever aan de Boelwerfschool, herkende dit nummer bij controle van een paswerk proefstuk. Indertijd werd er ook op zaterdag gewerkt en konden de jonge gasten wekelijks bijscholing volgen op de werf zelf. Daarvoor kregen ze een premie die uitbetaald werd voor het begin van Temse kermis. Dat was een leuk presentje!

‘Het was een bewogen eerste werkdag voor mij.’

De eerste vijf jaar van zijn Boelwerf carrière volgde Eddie avondles in de vakschool in de Akkerstraat. Wie die lessen volgde kon een ‘goede job’ op de werf krijgen. Het waren lange dagen, van 7u30 tot 17u15 gaan werken, snel een hapje eten en dan van 18u30 tot 20u30 les volgen, om de stiel te leren. Zeker voor jonge mensen van buiten Temse waren het super lange dagen want zij konden niet vlug vlug naar huis. Ook in de avondschool van het VTI fungeerden vele chefs en meestergasten van de werf als lesgever, o.a. de tweeling broers Albert en Felix Palsterman, Desiree Van de Wiele, Benoit Van Maele (schrijnwerkerij), Gustaaf Remon (lassen) en vele anderen. De directeur kent Eddie nog goed, Alfons De Wilde had nogal losse ‘pollekes’.

Zijn eerste stappen zette Eddie bij de nagelheetmakers, bij den Geerinck. Een van de bijkomende taken was rijnzand drogen. Dit zand werd gebruikt door de zandstraler, in die tijd Juliaan De Roeck. In de zomermaanden gebeurde dit door het zand uit te strooien op de betonbaan of in de houtloods. Boven de stookplaats aan de schrijnwerkerij was een ruimte waarop dat drogen in de winter gebeurde. Zandzakken van ongeveer 25 kilogram moesten dan via het laddertje naar boven worden gezeuld.

Na enkele maanden volgde dan ‘promotie’ naar den bureau als loopjongen. Er waren twee loopjongens die de briefwisseling tussen de verschillende diensten verzorgden en af en toe commisiekes deden. Eddie stond in voor het centraal magazijn en zijn collega, Willy Maes, liep voor de personeelsdienst (Albert Bressinck). Willy volgde later Pierre Rombout op in den onderhoud als hersteller van de brandersbekken. Meestal liepen beide jongen gasten met een grote map rond (Chemise courrier), waarin genummerde vakken waren voorzien. Deze nummers stemden overeen met het atelier, bureel of magazijn waarvoor bepaalde documenten waren bestemd. De tante van Raoul Derkinderen, Lisa Rooman, was verantwoordelijk voor de briefwisseling van de werf en dus rechtstreeks de chef van beiden.

Na ongeveer één jaar was het tijd om te verkassen en moest Eddie zijn opvolger opleiden. Toeval of niet, dit was Gerrit De Rechter. Beide kameraden konden het uiteraard goed met elkaar vinden. Zo liepen ze samen buiten aan het bureel en schopten elk om beurt op een monteerdersmoer (vierkante moer). Al spelend merkten ze niet dat ‘de Lange’ kwam aangereden (de Lange reed altijd met de fiets rond). Eddie moest het horen: “Moet hem da noa aanleren?” 

Eddies vader, Louis, werkte in de smis waar hij collega was van Arthur Van Bunderen, alias ‘De Lange Van Bunderen’. En Eddie vertelt in geuren en kleuren enkele anekdoten overgeleverd door zijn vader. Die ‘Lange’ bleek ook wel een speelvogel geweest te zijn. Zo gebeurde het dat er een sneeuwtapijt lag. Het toegangs deurtje van de smederij was niet al te hoog en de Lange kon er met zijn handen makkelijk overheen. Met een flink pak sneeuw stond hij te wachten om de eerste die binnenkwam te zegenen met een frisse vlok. Maar als grote baas Frans doorheen dat deurtje komt, wat doe je dan… lachen of jezelf wegsteken?  Blijkbaar was de zoon van Arthur, Lucien, uit hetzelfde hout gesneden. Die stond als wacht aan de tunnel op een van de Russen ( * zie voetnoot ) om alarm te slaan als er een baas langs kwam. Aan boord van die schepen mocht niet worden gerookt (lassen dan weer wel).  Op een bepaald moment riep Lucien, nogal luid, dat de Lange op komst was. Een oorveeg was zijn deel, zijn vader was al dichter genaderd dan ingeschat.

Buiten Eddies vader Louis, werkte ook zijn nonkel Robert op de werf. Eerst in het buizerij-atelier en later aan de tekentafel. Louis en Robert hun schoonbroer, François De Leenheer (onderhoud bij de ‘moteurkesmannen’), maakte eveneens deel uit van de werf gemeenschap. Eddie zijn broer, Paul, was de laatste jaren als tiglasser tewerkgesteld op de werf.  Een andere nonkel, André De Moor, was werkzaam op Cockerill Yards als meestergast bij de riggers/schippers. Meerdere malen verzocht hij Eddie om de overgang naar Hoboken te maken. Maar Eddie was tevreden om in eigen gemeente te kunnen werken en de Boelwerfgemeenschap bleek een sterk bindmiddel.  Niettemin heeft Eddie wel degelijk op de Cockerill gewerkt, weliswaar op uitleenbasis. Een schip, de Strinda, moest er een revisie ondergaan en blijkbaar had Boel een overschot en Cockerill een tekort aan mankracht. Vandaar.  Een tweede periode op Cockerill was hij werkzaam op de Yatzy. Zie verder in dit artikel.

Na anderhalf jaar is het tijd voor het grote werk, Eddie stapt over naar de paswerkers aan boord. Zijn eerste maat is Jan Totté. Jan is beter bekend als Janneke Stoom. Jan kwam over van de Wilfordboten waar hij de knepen voor het bedienen van een stoommachine had aangeleerd. In die hoedanigheid was hij door Frans Boel aangetrokken. Hun werk bestond dus vooral in het installeren van de stoomketel en al wat daarbij hoorde inclusief de vele afstandsbedieningen. Eddie heeft nog steeds veel respect voor die man. Die werkte nog met klompen aan zijn voeten en nam zijn werk uitermate serieus. Hij ontdeed zich van die klompen om in de ketel te kunnen kruipen. Maar bovenal herinnert Eddie zich Jan als een bezorgde man voor zijn omgeving. Zo nam hij steeds de zwaarste stukken, zoals passtukken of bouten voor de asleiding, voor zijn rekening om te dragen. Zijn uitleg was dan dat het te zwaar was voor ‘da menneke’.

Eddie is als jongste ooit meegegaan op proefreis, wat een onvergetelijk avontuur was. En die proefreizen vond hij wel tof want je werd betaald vanaf het moment dat je stempelde aan de portier bij vertrek tot je opnieuw de kaart in de klok stak na enkele dagen.  De proefreizen zelf waren niet altijd plezierreisjes. Alles moest grondig worden getest, zelfs bij zwaar weer. Dit gaf soms gevaarlijke situaties. 

 Na zijn verkiezing tot delegee heeft Eddie besloten niet meer mee te varen omdat zijn prioriteiten op de werf lagen, om bij de mannen te zijn. In verband met die proefreizen nog dit weetje: Voor de bemanning kwam het eten van Troubleyn (Temse) en voor het middenkasteel was traiteur De Laet (Antwerpen) de ‘foerageur’. Bij een van die reizen was het stormweer en de tafelbladen aan boord waren uit formica gemaakt. De borden vlogen over en weer en om toch iets binnen te krijgen heeft men van arren moede natte handdoeken onder de schotels gelegd.

Ook in de onderhoud was Eddie een bepaalde periode tewerkgesteld. Dit was bij Rieke Muys die instond voor de verwarming algemeen, op en buiten de werf. Het paraat houden van ketels en toebehoren was een 15-tal maanden zijn werkterrein. Die 15 maanden was precies de periode dat Willy Van Eynde zijn legerdienst vervulde. Hun meestergast in den onderhoud was Henri Heyman van Hamme.  De douches in de oude burelen werden verwarmd door de stookketel van de schrijnwerkerij. Ook het douchewater werd opgewarmd door deze ketel. Regelmatig moesten de onderhoudsmensen daarheen om alles te controleren en af te stellen. Dan was het water te warm, dan weer te koud, het was altijd wat. Eddie zijn kastje was daar ook geplaatst. Op vrijdag, als hij met de ‘vroegen’ had gewerkt, kon hij daar een mooie bariton stem horen zingen. Die stem was van Simon Waltens, die van 1969 tot 1979 voor de Koninklijke Opera Gent zong.  Als paswerker aan boord werd Eddie regelmatig ingeschakeld bij ‘de kotteraars’. Dit onderdeel van de paswerkersploeg varieerde sterk in werk aanbod, vandaar. 

Maar Eddie is vooral bekend om zijn syndicaal verleden. Steeds vertrekkend van de mens was hij een groot voorstander van overleg. Nochtans kwam hij op bepaalde punten/ momenten onverzettelijk over.  Vanuit de Chiro groeide zijn verbondenheid met de maatschappij en de idealen van Cardijn, zien-oordelen-handelen.  Maar de finale stap heeft hij gezet door de KWB’ers op de werf: Karel Heirbaut, Jan Cap en vooral Desiree Geysen, één van zijn voorgangers als KWB-voorzitter op de parochie. Die laatste was de man van het veiligheidscomité op de werf. Hoe die mannen dachten en in de vakbond werkten sprak hem zeer aan. Hij wilde daarbij zijn en dat meemaken.  Begin jaren zeventig stelde hij zich dan kandidaat als ACV-lid voor het veiligheidscomité bij de sociale verkiezingen. Hij was meteen verkozen.  Later kwamen er problemen binnen de vakbond zelf, o.a. met Jan Cap, waardoor er uiteindelijk de stop werd uitgetrokken. Omdat solidariteit hoog in het vaandel van Eddie staat, is hij niet meer opgekomen bij de volgende verkiezingen. 4 jaar later werd hij wederom gepolst om zich kandidaat te stellen en alweer volgde er een mandaat. In 1990 werd hij verkozen voor de ondernemingsraad. Hij bleef tot het einde van de werf delegee voor de ondernemingsraad.

In verband met de onverzettelijkheid, het volgende:

Eddie stond tewerkgesteld op de Yatzy in 1987, zijn tweede periode in Hoboken.  In het najaar van 1987 ontstond er deining over het stopzetten van de Scheldeveerdiensten. Luidens het Sint-Annaplan, zou de regering de subsidies aan de veerdiensten Hoboken-Kruibeke, Bazel-Hemiksem en Doel-Lillo schrappen. De veerdiensten werden in opdracht en voor rekening van de Staat geëxploiteerd door de Flandria-rederij. Van de gratis veerdienst maakten op werkdagen vooral werknemers en scholieren, tijdens de weekenden, wandelaars gebruik.  De dienst Hoboken-Kruibeke zou op 1 oktober 1987, Bazel-Hemiksem op 1 augustus 1988, en Doel-Lillo in oktober 1989 verdwijnen. Tegen de naderende sluiting van de lijn Hoboken-Kruibeke rees protest bij de betrokken gemeentebesturen, de vakbonden en de gebruikers.  Het kookpunt werd bereikt in Kruibeke. Tijdens een bijeenkomst op de gemeenteschool werd er gesproken over acties. ‘Welaan dan, laten we onmiddellijk starten en vanaf hier op straat komen’. De daad bij het woord voegend stond Eddie op en werd gevolgd door de voltallige vergadering. De acties werden uitgebreid met een bezetting van de E17, met steun van alle betrokken partijen inclusief de Boel directie. (Zie De Zaat nummer 446 van 21 augustus 1987).  Op 10 september besliste het sociaaleconomisch kernkabinet de veerdienst Hoboken-Kruibeke te behouden.

In verband met zijn sociaal engagement en het gemeenschappelijk front:

De sociale verkiezingen van 1979 stonden voor de deur met als thema: Loon naar werken. De BRT wou een interview over de veiligheid op de scheepswerf en contacteerden Eddie. Hij ging akkoord en sprak Jean Jures Van Hecke en William Meersman erover aan. Beelden schieten op de werf werd niet toegelaten dus trok het gezelschap naar de woning van Jean in Sint-Niklaas. Maar daar vonden die reporters het niet geschikt. Uiteindelijk werden de gesprekken bij William thuis opgenomen. Maar het belangrijkste, het vakbondsfront stond pal. (Eddie = ACV, William = ACLVB, Jean Jures = ABVV)

In september1992 stond Eddie als zovelen anderen plots op straat, als overschot. We herinneren ons nog de bezetting van de Flanders Harmony tot april 1993. Bij de onderhandelingen over een opstart naar Boelwerf Vlaanderen dienden hun premie van het Fonds van Sluitingen als pasmunt. 8 februari 1993 werd het akkoord getekend met inbegrip van de regeling voor het brugpensioen vanaf 50 jaar.  Dat jaar 1992 blijft in de herinnering plakken. Hoe de hele operatie van die bezetting in september is verlopen blijft toch merkwaardig.

Na zijn verplichte werkloosheid bleef Eddie wel actief in het sociale leven via ontelbaar vele verenigingen. Eén hiervan was de vrijwillige brandweer, net zoals zijn vader. Vele lezers onder ons zullen zich hem ook herinneren van de vergaderingen, in de kantine van KSV, van de 50-plussers elke eerste woensdag van de maand. Buiten de sociale noodzakelijke contacten die er werden onderhouden, leerden ook velen met de kaarten spelen.

 

Nog enkele kleine wetenswaardigheden:

    •  Eddie Theofiel Groenwals werd geboren op 25 mei 1942
    • gehuwd met Marie-Thérèse Smet op 29 september 1967
    • heeft een zoon en een dochter
    • Para in Ruanda-Burundi in 1962 
    • 42 jaar dienst als vrijwillig brandweerman
    • Sport Spel Boem, 15 jaar lang georganiseerd door KWB H. Hart met Eddie als medeorganisator
    • in 1956 werden de mouwen van sommige stofjassen in het centraal magazijn van nietjes voorzien
    • vijftigplussers secretaris van 1993 tot 10 juni 2023, het einde van de vereniging
    • de sleper Frans Boel kwam in de vaart in 1956
  • Sleper Frans Boel komt in de vaart

    • had het gemeenschappelijk werfnummer 232
      • de eerste secretaris van de ondernemingsraad van de Boelwerf was Albert De Ryck
      • de laatste secretaris van de ondernemingsraad van de Boelwerf was Eddie Groenwals

 

(*) In de jaren 50 bouwde de werf in totaal 27 schepen voor Rusland, dat zijn vloot terug op peil wilde brengen, nadat die voor een groot deel was verwoest in WOII. 

 

Met dank aan Eddie en Marie-Thérèse

Opgetekend door Hugo Van Britsom 

 


 

Nog enkele aanvullingen door de notulist: 

Op zondag avond 27 september 1992, rond 22u30 om precies te zijn, werd ik door Eddie gecontacteerd om bepaalde acties te helpen coördineren op maandagmorgen. De werf zou worden bezet, niemand zou nog binnen mogen. Hiervoor was het nodig om vòòr de algemene vergadering van 07u30 enkele mensen te recupereren die met vorkliften de nodige versperringen (kielblokken, dranghekken enzovoort) zouden aanbrengen. Zelfs de Kamag, een rijdend platform dat 200 ton kon tillen, werd ingezet. Het moet gezegd, de verbijstering en verschrikte blikken bij vele bedienden zijn me steeds bijgebleven.  Vooral de goede organisatie en samenwerking met velen die hun mond niet hebben voorbijgepraat blijft volgens mij iets uitzonderlijk.  En dat komt door mensen als Eddie die wist op wie je kon rekenen. 

Tijdens de eerste fietstocht richting Vredegerecht Sint-Niklaas op woensdag 21/10/1992 zat ik achter het stuur van de Big-Job, de brandweerwagen van de werf, met Eddie als ‘navigator’ en pompbediener. Toenmalig Burgemeester Hunfred Schoeters, vervanger van Freddy Willockx, reed mee vanop de markt, waar een korte manifestatie had plaatsgevonden. Die mens had zoveel zenuwen dat ik zijn sigaret heb gerold, inclusief het ‘lekken aan het bladje’.

“Op de fiets, en gewapend met zware kranen en een brandweerwagen, trokken ze door het centrum van Sint-Niklaas naar het gerechtsgebouw. Voor het stadhuis  hield men geruime tijd halt. Op verzoek van de arbeiders stapten Burgemeester Hunfred Schoeters en Schepen William Meersman in de brandweerwagen. Langs enkele winkelstraten ging het richting handelsrechtbank. Het gerechtsgebouw kreeg met de brandslang een wasbeurt.”    HLN door Danny Bontinck

– Dat beest van een brandweerwagen met zijn 8000 cc benzine motor, zoop nogal wat liters en om zeker niet stil te vallen nam ik de stop op de markt te baat om de tank bij te vullen. Ik had die eerste jerrycan nog niet goed vast of ik werd gevraagd wat ik ging doen. Laconiek zei ik dat we de boel wat gingen opwarmen. Tjonge, ik wist niet dat er zoveel BOB’ers stonden toe te kijken. Onmiddellijk kon ik geen kant meer op. Na enig gepalaver waren de heren toch bereid om toe te zien dat die benzine wel degelijk in de tank verdween.

Toch eens goed mee gelachen. Ook Hunfred zag er de grap van in maar over het verloop van de verdere acties was hij toch iets minder gerust.

Hugo

Met dank aan Marc Hauman voor het nalezen.



Copyright Op Stoapel VZW   |   site by WebXclusive®, digital marketing agency

Facebook Iconfacebook like button