Verbondenheid van Temse, Boelwerf en de binnenscheepvaart

De Boelwerf, den Boel, was een grote bron van tewerkstelling voor Temse. Die verbondenheid bestond in een (ver) verleden ook langs de kant van de binnenscheepvaart via schippersfamilies uit Temse en omstreken.

Geschiedenis binnenvaart

De geschiedenis van de binnenscheepvaart in de lage landen bij de zee is even oud als die van de landen zelf. Vervoer over langere afstanden was economisch niet anders mogelijk dan met een vlot of per binnenschip. Ook in Nederland en België zijn voor dit doel de rivieren beter geschikt gemaakt voor de trekvaart en zijn er veel kanalen gegraven, die de economie sterk hebben gestimuleerd.

Vanaf ongeveer 1800 waren Napoleon en koning Willem I bekende voorstanders, die beiden veel graafwerk in gang hebben gezet. De schepen werden eeuwenlang aangedreven door de wind, of getrokken door paarden en soms met menskracht (vrouw en kinderen). In de 19e eeuw kwamen er steeds meer stoomboten voor vracht en passagiersvervoer. Op de grote rivieren werden vrachtschepen getrokken door stoomsleepboten, sommige stevelden (gestuurd meedrijven) als ze stroomafwaarts voeren. De vroegere sleepschepen waren uitgerust met een groot roer, zodat het schip zonder motor en schroef ook gestuurd kon worden bij zeer lage snelheid. Pas in de tweede helft van de twintigste eeuw werden de vrachtschepen uitgerust met dieselmotoren en waren sleepboten niet meer nodig op de grote rivieren.

Schippers in de binnenvaart zijn varende ondernemers. Ze waren tot de 19e eeuw georganiseerd in schippersgilden. Van oudsher was de binnenvaart meestal een familiebedrijf. Het varen deden man, vrouw en kroost samen of eventueel met behulp van een matroos. In de huidige tijd neemt de bedrijfstijd toe en wordt er met de voortgang der technische mogelijkheden steeds meer continu gevaren. Het familiebedrijf krijgt het daardoor moeilijker.

Binnenvaart in Temse

Bijna elke gemeente langs een rivier had wel een familie die op een schip woonde. Ook in Temse waren er dergelijke families die aan de kost kwamen door hun diensten als schipper aan te bieden. In Temse behoorden de families Van Mele en Wauters tot de grondleggers van de binnenscheepvaart.

Greta Wauters is de nazaat van beide families en woont nog steeds in Temse. Haar overgrootvader langs moederzijde, Emiel Van Mele, woonde in ’t Foort. Het bouwnummer 148 Zwerver, een tjalk met zeilen, gebouwd in 1906 is nog in handen geweest van Emiel. Zie foto op pagina 39 van het Op Stoapel boek: Made in Belgium by Boelwerf. Zijn zoon, François Van Mele, vaarde verder met dit Boelschip.

Theofiel Wauters, overgrootvader van Greta langs vaderszijde, heeft eveneens een schip laten bouwen op de Boelwerf. De Bolinder uit 1909, bouwnummer 193, was uitgerust met een Bolinder motor van 50 pk. Met afmetingen 30m lengte, 5m breedte met een diepgang van 2.5m kon deze motorboot een lading van 129 ton vervoeren.

Achiel en Carlos waren de opvolgers in de schipperswereld. Carlos huwde dan met Norma en voer met het gelijknamige schip.

Het bouwnummer 568, De Bienvenue gebouwd in 1928, kwam in handen van Carlos Wauters. Het betreft een Rijn-Hernekanaalschip. Dit is een schip aangepast aan voornoemde kanalen. De lengte was 80m, breedte 9.5m en een diepgang van 2.5m met een laadvermogen van 1378 ton.

Houtsnijwerk: evolutie van de binnenscheepvaart met op de achterkant de familie geschiedenis

En de verbondenheid tussen Temse en Boel blijft verdergaan. Carlos voer met verschillende schepen vooral tussen Temse en Maasbracht. Met de Norma, de Greta en later het grotere schip Allo (tien ruimen) werd grind vanuit de Maasplassen naar Temse gebracht. Na het lossen in Temse voer Carlos naar Antwerpen om ijzererts of schroot te laden. Via het Albertkanaal bereikte hij Luik alwaar bij staalfabriek Cockerill de vracht werd gelost. Met lege ruimen voer Carlos via de Maas en het Julianakanaal tot in Maasbracht. Het vaartraject heen en weer tussen Temse, Ougrée, Maasbracht en terug Temse was precies gepast om steeds in het weekend thuis te kunnen doorbrengen. Meestal tegen vrijdagmiddag, soms zaterdagmorgen, werd aangemeerd bij Van Riet. Af en toe werd er ook naar Terneuzen gevaren. Die reis ging dan over de Schelde naar Terneuzen. Dat gaf aanleiding om nog meer het dek te gaan schrobben en schuren. Het zoute water gaf vlugger aanleiding tot roestplekken.

Het leven aan boord

Volgens Greta was er in de jaren vijftig zelfs meer comfort aan boord dan bij de meeste mensen thuis. Zelfs de ruimte, op de schepen waar ze heeft mee gevaren, was vrij behoorlijk. Als klein kind kon ze in een tuin spelen op het roefdak. Rondlopen bij lossen en laden behoorde niet tot haar vrijheden.

Toen ze schoolplichtig werd bracht ze de weken door bij haar grootouders, François en Anna De Bruyne. Zodoende kon Greta les volgen in Temse, in tegenstelling tot vele andere schippers kinderen die op internaat gingen.

Greta zal bij vele volleybal liefhebbers wellicht nog een belletje doen rinkelen. Ze was lid van het succesvolle Constructam Team.

Carlos met zijn vader Achiel op de Carlos, waarschijnlijk aan de kade te Baasrode. De spits werd door de Duitsers tot zinken gebracht in 1944.

Carlos met de Greta in Parijs
Aankomst Allo in Temse
Het schip Allo, aan de kaai bij Van Riet

Binnenvaart op Boelwerf

De werf heeft ongeveer 50 schepen gebouwd die rechtstreeks verbonden met Temse. De opdrachtgevers waren in Temse gevestigd of hadden er hun hoofdzetel. Een 25 stuks werden gebouwd tot 1924. Met uitzondering van 1936 werden er terug met Temse gelinkte schepen gebouwd na 1945.

Ook met Steendorp (32 stuks) en Rupelmonde (30 stuks) zijn er vele schippers families die hun schepen te Temse lieten bouwen. Na 1936 stopten, op een sporadische bestelling na, de banden met deze gemeenten. Maar toen was de vraag naar schepen voor Frankrijk en Zwitserland dermate groot dat er aan werk geen gebrek was. Tussen 1920 en 1925 werden er zo 60 orders geplaatst enkel voor Parijs. Ook voor Congo draaide de zaken goed, vooral tussen 1922 en 1939.

In vele buurgemeenten woonden schippers of bedrijven die met op Boel gebouwde boten het transport over water verzorgden. Kallo, Doel, Zele, Zelzate, Weert, Moerbeke, Willebroek, Burcht, Niel, Hamme, Boom, Lillo, Wetteren, Rumst, Baasrode, Brussel, Gent, Schaarbeek komen regelmatig voor in het bestelboekje. Sommige reders komen meerdere keren op de lijst voor. Zelfs vanuit de verre Westhoek kwam de vraag naar schepen: Veurne, Diksmuide, Oostende, Alveringen, Zaffelare zijn de meest voorkomende. Uit Nederland, vooral Rotterdam, komen eind jaren 1930 meerdere bestellingen toe.

Vanaf 1951 werden bijna enkel nog grotere schepen gebouwd en vielen bestellingen vanuit o.a. Antwerpen stil. Toch was in 1940 de kaap van 100 voor Antwerpen al lang overschreden.

Topjaren wat het aantal bouwnummers betreft zijn:

JaarAantal
193184
193058
194955
192446
192642
192941
193639
192538
195036
193834

Na WOI zijn zowel ‘the twenties and thirties’ goede jaren. Uitzondering kan je vinden in 1943 met 33 orders, vooral voor Duitse bedrijven. Voor WOI kunnen 1910, 1911 en 1913 best wel aardige cijfers voorleggen, respectievelijk 28, 32 en 28.

Het spreekt voor zich dat zowel de begin jaren als de eindjaren wat soberder zijn wat aantallen betreft. In het begin gebeurde het geheel nog ambachtelijk, vanaf de jaren 1950 werd de uitdaging verlegd naar de zeescheepsbouw.

Exmar doet zijn intrede binnen de Boelwerf met bestellingen in 1971. Het is meteen de start van de laatste twintig jaar. Het aantal opleveringen zal nooit meer het cijfer 9 bereiken. Medio de jaren 1970 wordt de top bereikt wat volume en tonnenmaat betreft. Technische hoogstandjes worden bereikt maar de concurrentie was/is bikkelhard.

Auteur: Hugo Van Britsom met dank aan Greta Wauters

Lees ook eens het artikel over de Dortmunder Elly van Remi Claeys uit Bornem (pagina 13 en 14):


Copyright Op Stoapel VZW   |   site by WebXclusive®, digital marketing agency

Facebook Iconfacebook like button