Memoires van een Boelman – Julien De Grave

Hoe begin je met werken op de Boelwerf? Zoals gewoonlijk, vrijdag aanbieden bij Baas Bunderen en maandag erop starten. Zo ging het ook bij Julien De Grave toen hij in 1961 de schoolpoort achter zich dicht trok.

Blok I was de eerste zes maand zijn werkterrein alvorens als helper monteerder bij Kamiel D’hanis naar ‘stroom’ te trekken, op de car-ferry Fabiola. Voor de plaatsing van de davit’s werd Julien bij Raoul Engels gezet. Deze periode op de ferry blijft een bijzonder plezante periode uit zijn loopbaan.

Een loopbaan die heel kort dreigde te zijn toen een groepje van een zevental jonge gasten ineens overbodig bleken te zijn. Ontslag na enkele maanden. Maar Julien werd bij den Bressinck geroepen en mocht vier dagen later alweer zijn werkplunje aantrekken, ditmaal om gedurende drie maand in het centraal magazijn te vertoeven. Van hieruit ging het dan naar de reparatiehelling, alweer voor drie maanden.

Centraal magazijn

Intussen was de monteerschool in de blikslagerij opgestart, bij den Bredael. De opleidingen vonden plaats op zaterdag morgen. Die uren werden gezien als werktijd en de betaling ervan gebeurde voor het verlof. Dat leverde een flink zakcentje op. Hierna volgde een zeer intensieve periode onder leiding van de gekende leraren van de werf:

  • monteerder opleiding voor velerlei bijzondere scheepsvormen,
  • paswerkers opleiding via de avondschool,
  • op zaterdag en zondag scholing tot electricien.

Een extra voordeel was dat het uurloon, na het volgen van die opleidingen, werd opgetrokken. Ondanks alles werd Julien na enkele weken naar ‘stoapel’ gestuurd om als kuiser de ruimen onder handen te nemen. Onder druk van meestergast Bredael kon hij wat later terug aan de slag als helper monteerder aan boord, om luiken te plaatsen.

1963 was het jaar om soldaat te worden. Als chauffeur van één of andere hoge pief reed Julien, tijdens zijn jaar ten dienste van het Belgische Volk, meer dan 25.000 km over vele macadam banen.

Terug op de werf, in 1964, kwam hij terecht in den onderhoud. Remi De Vlieger was zijn leermeester bij de opbouw van Blok III, het hoge gedeelte.

Het is nu absoluut onmogelijk, maar was toen nog heel gewoon: langs de ‘poutrellen’ klauteren, lopen over de hoekstalen of andere circusacts. Zoals met een man of vijf à zes met profielen over de sporen lopen, dit op twintig meter hoogte. Het plaatsen van de dak tegels, goed voor zo’n veertig kilo per stuk, gebeurde met de hand en lopend over de ‘keirekes’ en planken. De grote rolbrug, de B25, werd mede door Julien geplaatst. Deze rolbrug was een Hensen met een hefvermogen van 75 ton, gebouwd door Nobels-Peelman uit Sint-Niklaas.
Na deze periode bleef Blok III Julien zijn werkterrein. Bij Pierre Benz werden tientallen fundaties in elkaar gebokst. Na een minder gezellige confrontatie met den Uytesprot vloog hij naar de Industrie.

En eigenlijk was dat niet zo slecht, zo kon hij alweer veel ervaringen opdoen in een andere werkomgeving. Hier leerde hij heel wat bij over lassen. Claude Soyez was daar machinelasser van de langsnaden. De verticale lassen werden met de Vertomatic uitgevoerd. Brigadier Weemaes had er de leiding. Onder leiding van Tuur Labelle was hij werkzaam in Dudzele ( LNG tanks ), bij Esso Antwerpen (ruw olie tanks) en Bayer (sferen). Bij Granges Graver te Willebroek werden tanks gemaakt. Boel Industrie kon met behulp van het machinale lassen vier tanks afwerken. Granges Graver, dat nog handmatig laste, in eenzelfde periode slechts één.

Lasautomaat

Niettemin was zijn Blok III avontuur nog niet ten einde. Na de periode in den Industrie kwam Julien terug in het atelier dat hij zelf gedeeltelijk had opgebouwd. Nu werden grotere secties (achterschip car-ferry) samengesteld. Hiervoor moest alles zelf worden afgeschreven en met de theodoliet uitgelijnd, zodat alles precies werd gemonteerd.
Gedurende 1 jaar werd hij ingedeeld in een ploeg van 2 monteerders, 2 lassers en een rolbrugvoerder die uitsluitend met de nacht stonden. Het cokesvuurke tijdens de koude winter bracht niet veel soelaas. Voor een rat die ook langskwam was het iets te warm. Onvergetelijk echter is de storm die, in donkere hevigheid, toesloeg. Een grote tent, opgesteld langs het IJzermagazijn, vloog over den blok en kwam op het Platenpark terecht, of wat er van overbleef. Het glas uit de gevel ruiten en de dakvensters vloog in het rond. Van werken kwam niet veel meer in huis.

In 1970 werd Julien brigadier in Blok I, waar het ooit begon. De eerste twee jaar waren niet makkelijk. Omgaan met mensen is niet alleen een aangeboren vaardigheid, er zijn tal van aspecten die aangeleerd moeten worden. De hulp van ervaren meestergasten was altijd welkom. Julien heeft daarom een blijvend groot respect en waardering voor zijn mentor Gaston Brijs.

Ludo Tindemans, Henri Rie Kegels en Julien eind jaren 1980.

De Lock-Out van 1971 nam de directie te baat om voor hun bedienden opleidingen te organiseren. Tijdens deze periode werden lessen georganiseerd. Later volgde nog cursussen te Dendermonde waar ‘leiding geven’ op het programma stond en Sint-Niklaas voor praktische lessen. Hiervan heeft Julien vooral onthouden hoe een plastron dient geknoopt.

Van de opleiding ‘leiding geven’ heb ik vooral onthouden hoe je een plastron (stropdas) moet knopen.

Julien De Grave

1976 was een jaar met minder werk. Omdat hij al voor Distrigaz had gewerkt kon hij samen met Gaston Brijs naar Zeebrugge. Wederom werd met Tuur Labelle gewerkt. In die gouden jaren kon er al eens een chique dineetje af. Sint-jacobsschelpen en kreeft waren niet alledaags, smaken deed het des te meer. Omdat Julien een enorme liefhebber is van Noordzeevis nam hij 6 kg zeetong mee naar huis. Die tongen hadden niet de kans om te bederven. Twee dagen later vond je geen grammetje meer ten huize De Grave.

Kaliber voor tankplaten

Na dit intermezzo kwam op een morgen, al om acht uur, Alfons Boeykens bij Julien in Blok I. Hij moest alles laten vallen en meekomen naar Hoboken. Problemen op de Yatzy, het krimpwerk was niet goed.
Een zekere Van De Zande (surveyor) had ontdekt dat de spanten niet precies overeen kwamen en vloeren en schotten eigenlijk schots en scheef stonden. Zowel Jef Vergauwen als Theo D’Heer vonden Julien de juiste man om dit probleem op te lossen. Hiervoor diende gaatjes te worden geboord om de krimpspanningen te laten wegvloeien. Duizenden gaatjes werden geboord en gemarkeerd, dit om later diezelfde gaatjes terug dicht te maken. 2 jaar heeft dit werkje geduurd.
Zijn eerste werkdag in Hoboken zal hij niet licht vergeten. Vanop de bodem van de dok, zelfs vanaf de gangway, naar het dek van de Yatzy was een groot aantal treden. Julien sliep die dag als een roosje. De volgende dagen werd minder over en weer gecrost.

Met Claude Soyez heeft Julien een syllabus geschreven over het krimpen, welke een bijzonder moeilijke specialiteit is.

Julien heeft ook ervaring met praktisch onderwijs. Voor de bouw van de Belgica werd gebruikt gemaakt van Duitstalige beschrijvingen, plannen en stuklijsten. Na een inloopperiode had deze werkwijze geen geheimen meer voor hem.
Omdat sommige secties te groot waren voor Blok I kreeg hij met zijn team een plaats in Blok III, alwaar voldoende plaats was en hij een stukje van zijn jeugd herbeleefde.

De robot deed ook zijn intrede, een lasautomaat werd in Blok I geplaatst. Hiervoor diende dan weer een opleiding te worden gevolgd te Haasrode. Met de lasautomaat werden honderden stoelen gelast voor de gastankers.

Herkenbaar op de foto: Julien, Patrick De Cauwer en de lesgever.

Na de eerste faling stond Julien terug in zijn vertrouwde omgeving, Blok I. Zijn toenmalige chef, Marcel Van Hende, vertrouwde hem ook de leiding over de Paneelstraat toe.

Het doek over zijn loopbaan op Boelwerf viel in 1995, bij het faillissement van Boelwerf Vlaanderen NV.

Jan Stoom en den Duvel

Jan Totté, de grootvader van Julien, had als bijnaam Jan Stoom. Alvorens op de werf in dienst te treden had Jan gewerkt als machinist op de Wilford boten. Zijn ervaring en kennis van ‘stoom’ kwam hier goed van pas. Bij elke stapelloop was hij present als stoker en bedienaar van den ‘Duvel’.

Deze duivel heeft niks met mythologie of drank te maken, het was een piston die, indien nodig, het schip een duwtje kon geven als het weigerde in het water te glijden.

Duvel vast opgesteld op helling V bij een stapelloop.

Jan heeft ook even in de koolmijnen gewerkt tijdens de crisis van 1929. Jan Stoom ging mee met elke proefreis als paswerker. Zoals gebruikelijk in die tijd kon hij, met de nodige kleintjes (jenever), de bazen onderhouden met zijn ervaringen van Den Groten Oorlog. Ooit heeft hij een boek gekregen van een Russische kapitein. Het ligt nog ergens bij Julien thuis.

Later is deze piston omgebouwd en gestuurd met een hydraulisch groep. De machine is, na het in onbruik raken van de hellingen, bewaard gebleven in de Sledeloods.

Duvel met hydraulische groep opgesteld op de dwarshelling.
Herkenbaar op de foto: Brigadier onderhoud André De Wilde en elektricien onderhoud Albert Smet.

 

 

Auteur: Hugo Van Britsom



Copyright Op Stoapel VZW   |   site by WebXclusive®, digital marketing agency

Facebook Iconfacebook like button